woensdag 2 mei 2018

STYLE & STEYL


Wat is ‘stijl’ in literatuur? Ik zou het zo gauw niet weten te definiëren. Wel is het een persoonlijke tic van me om bij het horen van het woord ‘stijl’ onmiddellijk te denken aan de Limburgse plaats Steyl. Iemand zegt: ‘Ze trouwden in stijl’ of ‘hij handelde de kwestie in stijl af’, en ik zie het gebeuren ergens bij de kloostergebouwen aan de Maas. Diezelfde tic (voortkomend uit het feit dat ik rakelings langs Steyl op deze planeet geworpen ben, als ik het zo oneerbiedig lijkend mag uitdrukken, waar mijn vader opgroeide en aanvankelijk de boterham voor zijn gezin verdiende) meldt zich ook prompt wanneer ik het Engelse woord voor ‘stijl’ tegenkom, zoals in deze boektitel: style is matter. Niet alleen door de klank, maar simpelweg door één letter te verplaatsen ben ik er dan: steyl is matter.
De Steyler 'CHINE FABRIEK' waar mijn vader aanvankelijk werkte
‘Steyl doet ertoe’, zo zou je die titel vervolgens kunnen vertalen. Maar die Engelse (Amerikaanse) titel is verder veel te ambigu om er simpelweg uit te kunnen concluderen dat stijl iets is wat ertoe doet. En staat immers niet ‘Style matters’ of ‘Style does matter’. Nee, ‘is’. Waardoor dat ‘matter’ de meer dan sterke neiging heeft om een zelfstandig naamwoord te worden: ‘materie’, ‘stof’ of ‘gebeurtenis’.
            En ik zie nog niets. Maar dat zal wel weer voortkomen uit een andere idiosyncrasie. De titel is die van een boek uit 2007 van Leland de la Durantaye, als letterkundige verbonden aan de Harvard Universiteit. Op het stofomslag meteen onder de titel een foto van Vladimir Nabokov, in 1965 als vlindervanger onderweg in Zwitserland, bij Leukerbad.


Daarvandaan zou je, in zuidelijke richting, de Matterhorn kunnen zien. Al drie jaar eerder had hij zich uitgebreid en graag, als een acteur die een kinderachtig bezeten lepidopterist speelde, laten filmen en fotograferen bij Zermatt, nog dichter bij die Matterhorn. En Brian Boyd merkt ergens in zijn Nabokovbiografie op dat de schrijver eens het silhouet tekende van de top van de Matterhorn waarbij hij de gelijkenis benadrukte met het gestileerde profiel van Poesjkin. Was Poesjkin voor Nabokov niet hét voorbeeld van een stilist?
            In Steyler duikt trouwens een figuur op die me aan de schrijvende vlinderjager doet denken: ‘Een belachelijke bejaarde man, want in een korte broek, met het gerimpelde vel boven en onder zijn licht gebogen knokige knieën en een verbeten grimas, die een zwaai maakte met zijn kinderachtige netje aan een lange stok en daarbij de paardenpoep om zijn oren en op zijn witte klak kreeg.’ Dat hoewel Nabokov, in tegenstelling tot de verteller in Steyler, nooit in de Dordogne was. Het zal wel als een plagerig eerbetoontje zijn bedoeld?
            Maar intussen: die Matterhorn en de boektitel Style is Matter…? Nee, dat lijkt me toch echt te vergezocht, een doodlopende weg.
            Ik heb het gevoel wat ‘stijl’ is beter te kunnen duiden in de schilderkunst dan in de literatuur, simpelweg omdat je het daar als het ware rechtstreeks met je vingers kunt aanwijzen en nagaan, omdat daar stijl altijd verbonden is met het stoffelijke, de materie, de verf. Bovendien overzie je een schilderij vrij snel en naar alle kanten toe, terwijl je voor een roman vele uren nodig hebt voordat je eindelijk aan je tweede lectuur kunt beginnen, want ik heb het idee dat stijl iets is wat meerdere malen ervaren wil worden. Zoals stijl er ook voor zorgt dat je het gevoel hebt op menig werk van Rembrandt of Velázquez nooit uitgekeken te raken, terwijl je met schilderwerk van heel wat van hun tijdgenoten op een gegeven moment wel klaar bent. Met het thema van die schilderijen heeft het weinig of niets te maken. Dat kun je constateren als je werken met dezelfde onderwerpen van diverse schilders met elkaar vergelijkt. Ook heeft het weinig te maken met de hoeveelheid informatie en de compositorische complexiteit van die werken. Zowel de Hollander als de Spanjaard vervaardigden zeer complexe werken (‘De nachtwacht’, ‘Las Meninas’), maar daarnaast ook op zich eenvoudige, zoals portretten. Persoonlijk handschrift? Zeker. Maar toch: ik herken steevast het persoonlijke handschrift van de Italiaanse maniëristische schilder Beccafumi en vind hem allesbehalve een groot stilist… Anderzijds zag ik onlangs nog een stel volwaardig prachtige ‘Rembrandteske’ werken van Ferdinand Bol en Govert Flinck, leerlingen uit het atelier van Rembrandt.

Ferdinand Bol, 'Elisabeth Bas', ca. 1642
Daarnaast bepaalt natuurlijk het tijdvak de stijl mee. Je kunt vandaag de dag wel proberen een stilleven à la Kalf uit de Gouden Eeuw te maken, met alle technieken en alle voorstellingselementen die daarbij horen, maar nooit en te nimmer zal het waarachtig ‘stijl’ hebben. Merkwaardig en fascinerend is dat.
            Ach, wat heeft het voor zin te zoeken naar een passende definitie van ‘stijl’? Laat wetenschappers zich daar maar op richten, opdat kunstenaars de definitie weer onopzettelijk maar simpelweg al doende ondergraven.
            Het is echter een misverstand te denken dat stijl los gezien kan worden van inhoud. Niet dat ik een hekel heb aan alle abstracte kunst, maar mijn voorkeur ligt bij de figuratie. Waarom zie je nooit vliegen in een museum, vroeg ik me laatst zomaar af. En opeens zag ik een vlieg tegen een groot geometrisch abstract doek zitten, het gaf niet op welke plek. Wat dat schilderij onmiddellijk terugbracht tot wat het was: niet meer dan verf op een opgespannen stuk linnen. Waarna ik me voorstelde dat die vlieg nu op Het melkmeisje van Vermeer zat. Uiteraard maakte dat voor de vlieg niets uit. Maar wat deed die enorme vlieg op het brood en met de melk? Of hoe groot was hij - het was een mannetje - wel niet daar tegen de achtermuur! Ik bedoel, er gebeurde zoveel meer…
‘Hoewel je prettig ontlast zittend vaak op prima ingevingen kunt komen, bedacht ik het vervolg erna bij het scheren,’ zegt de verteller van Steyler ergens. Het zal iets typisch, wie weet voor vrouwen onuitstaanbaar mannelijks zijn, vermoed ik (mijn vader las graag de krant op de wc, tot ergernis van zijn vrouw en ook van zijn kleine kinderen), maar ik herken dat.
            Zo kwam ik vanochtend op die manier op de ingeving dat stijl iets zou moeten zijn wat de inhoud pregnant zou maken.
            ‘Pregnant.’
            Ik zocht het woord na het douchen op in mijn Van Dale. ‘1 in beknopte vorm veel inhoudend, scherp geformuleerd […] (spraakk.) (van een woord, resp. een betekenis) meer inhoud hebbend dan die welke men er gewoonlijk aan toekent […].’ Dat beviel me niet zo, vooral dat tweede deel niet. Stijl als dikdoenerij?
            Maar toen was er nog een ‘2 (med.) zwanger’!
            Als schrijver word je meestal meer geholpen door andere wetenschappen dan die van taal en literatuur.