‘Aanleiding’ is niet het
juiste woord, want de eigenlijke aanleiding moet worden gezocht in onder meer
de plek waar ik werd geboren en waar ik mijn jeugd doorbracht – maar daarover
een andere keer.
Aanleiding tot het schrijven
van Steyler was het herlezen van een
verhaal ('parabel') met de titel ‘Het China’ dat in 1989 was verschenen in een curieuze
uitgave. Zevenenzeventig genummerde exemplaren, uitgeverij Carrefour van
tekenaar en schilder Rik Lina, toenmalig adres Rozengracht Amsterdam, die alles
zelf deed: vormgeven, drukken (of was het stencilen?), bundelen, bandje erom,
rood touwtje er doorheen. Het werd een quasi chinoiserie, zoals mijn verhaal
dat ook deels was. De eerste bladzijde is de achterste en de laatste is de
voorste; je leest de uitgave dus van voor naar achter, waarbij dan weer wel per
bladzijde en regel de westerse leesrichting wordt aangehouden.
Toen ik het verhaal eind
november afgelopen jaar herlas, vond ik niet alleen dat het hier en daar
scherper zou kunnen, maar vooral dat er iets ‘omheen’ moest, dat het als het
ware al die tijd had liggen wachten om in een groter verband te worden
opgenomen. En al lezende, wat bijna gelijk was aan ‘op slag’, diende zich van
alles en nog wat daartoe aan. Niet alleen de vitrine met de kledingstukken van
de door Boksers in China vermoorde Duitse missionarissen uit Steyl, waar ik als kind
vaak met ontzetting voor had gestaan, maar ook weer dat hele museum met zijn
opgezette dieren en het missieklooster, en daarnaast mijn tijdens mijn
scholierenjaren gekoesterde droom om een ontdekking uit of in de prehistorie te
doen, zoals Dubois dat op Java had gedaan, waarna hij ook in Nederland was gaan
zoeken naar restanten van een oermens, in een van de kleigroeven in mijn
woonplaats, Tegelen – maar daarover zoals gezegd een andere keer.