maandag 23 april 2018

DE PERVERSE LEZER


Hoeveel perversiteit mag je als auteur van je lezer verwachten? Niet te veel uiteraard, maar ook niet weinig.
            Kafkakameraad – wat een woord! – en -biograaf Max Brod beweerde dat de auteur van Das Urteil hem had verteld dat hij bij de laatste zin van zijn vertelling – ‘In diesem Augenblick ging über die Brücke ein geradezu unendlicher Verkehr.’– aan een heftige ejaculatie had gedacht. Wanneer je daar als lezer, onwetend van Brods verklaring, ook aan denkt ben je of te pervers of psychoanalyticus, en psychoanalytici zijn, zoals bekend verondersteld zou mogen worden, funest voor de analyse van literaire kunst. Maar wanneer je eenmaal Brods Kafkaverklaring kent, kun je niet meer anders dan die slotzin pervers lezen, dat wil zeggen, de gesuggereerde zelfmoord van de protagonist Georg Bendemann als (ook) een kleine dood lezen. Context is alles. En in dit geval wordt peritext ook context.
            Wanneer je in een roman over het maatschappelijke probleem van alcoholisme iets van het assortiment voorgeschoteld krijgt waarmee een slijter een beklagenswaardig dorstige man probeert te verleiden wiens therapie net ogenschijnlijk succesvol is afgesloten: ‘van cognac, cava, gin, amaretto, whisky, grappa, wodka tot vermouth en schelvispekel’, hoor je daar als alerte en geestelijk gezonde lezer verder niets anders onbetamelijks in te lezen dan dat al die soorten drank minder of meer fnuikende percentages alcohol bevatten.
            Maar wanneer in een roman een in relatieproblemen verkerende en naar intimiteiten snakkende held zich een bar voor de geest haalt met een man ‘die de aantrekkelijke blondine naast hem vroeg wat hij voor haar mocht laten inschenken, cava, gin, amaretto…’ [beletselteken inclusief], mag (of moet?) zich in de lezer de basale pervert roeren, die altijd een close reader is. Ik bedoel, die […]va-gin-a[…] heeft in de uitstalling van de slijterij niets te zoeken, maar is wel degelijk op de barkruk te vinden.
            Context dus. In het Frans betekent con onder meer, maar toch vooral ‘kut’. Vladimir Nabokov, die een broertje dood had aan Sigmund Freud, laat Humbert Humbert, afgestudeerd in de Franse taal- en letterkunde en verteller van zijn roman Lolita, graag woorden met ‘con’ als prefix gebruiken.
            Uiteraard protesteerde Nabokov fel tegen het zo dubbelzinnig freudiaans lezen van zijn proza. In de New York Review of Books schreef hij:
If every ‘come’ and ‘part’ on the pages of my books is supposedly used by me to represent ‘climax’ and ‘genitals,’ one can well imagine the naughty treasures Mr. Rowe might find in any French novel where the prefix ‘con’ occurs so frequently as to make every chapter a veritable compote of female organs. I do not think, however, that his French is sufficient for such a feast.
‘Uiteraard’? Haha, alleen al het gebruik van het woord ‘compote’, dat Franse vriendje van het Engelse ‘komen’,  in zijn klacht over het dubbelzinnig lezen van ‘come’ is gelach in het Nabokoviaanse vuistje!
            Ter illustratie een paar voorbeelden uit Lolita.
            Wanneer Charlotte Haze, de moeder van Lolita, er bij Humbert op aandringt te blijven om haar dochter met huiswerk te helpen, heeft deze de neiging om jubelend uit te roepen dat hij daar eeuwig voor zou willen blijven, maar hij is op zijn qui-vive voor mevrouw Haze:
So I just grunted and stretched my limbs nonconcomitantly (le mot juste) and presently went up to my room.
De onderstreping is van mij, want de cursief gezette toevoeging tussen haakjes is niet voor niets Frans. De weduwe Charlotte Haze wil Humbert consumeren, maar die vrijgezel is gefixeerd op een andere ‘con’ dan de hare…
            Nee, dit is beslist niet vergezocht! De francofone pervert Humbert heeft er niet voor niets een aanwijzing bij gezet!
            Toch laten de Nederlandse vertalers het hier afweten. (Nabokov vertalen = iets afleveren waar je de rest van je leven slapeloze nachten van zult hebben.)
            Coutinho gooit in 1960 dat Frans simpelweg als ballast overboord: ‘Dus bromde ik maar wat en strekte mijn benen gespreid uit en ging toen naar mijn kamer.’
            Rien Verhoef in 1992 behoudt het, maar doet er niets of weinig mee: ‘Dus bromde ik alleen maar en strekte onbijkomstig (le mot juste) mijn ledematen en ging even later naar boven naar mijn kamer.’
             Dat naar boven (‘up’) gaan blijft hier weliswaar overeind (HH masturbeert daarboven nogal eens), maar de kut, als ik zo vrij mag zijn, is ook hier buiten beeld, want wat is er dubbelzinnig Frans aan ‘onbijkomstig’? Terwijl het woord ‘concomitant’ gewoon in de Nederlandse Van Dale staat. Wellicht vonden de eigenzinnige vertalers dat zelf geen passend woord want te buitenissig. In elk geval waren ze niet dubbelzinnig genoeg.
            Een stukje conversatie tussen Humbert en Miss Pratt, het hoofd van de meisjesschool waar Lolita leskrijgt:
‘Let me ask a blunt question, Mr. Haze. You are an old-fashioned Continental father, aren’t you?’
‘Why, no’, I said, ‘conservative, perhaps, but not what you would call old-fashioned.’
Ik hoef inmiddels de ‘con’s niet meer te onderstrepen, dunkt me. Heb je er eenmaal oor voor gekregen dan springen ze voortdurend in het oor en het oog. En ze maken van een dialoog als deze een lekker stukje onderbroekenhumor, waarbij je niet eens hoeft te weten dat ‘pratt’ een Engels woord voor achterwerk en een dom mens is. Overigens heeft Continho niet, maar Verhoef  dit dialoogje wel ontcond.
            Het probleem is of was natuurlijk dat Nabokov zelf als persoon werd aangesproken en aangevallen op perversiteiten in zijn romans. Daar reageerde hij furieus op, terwijl het heel wat anders was geweest wanneer men hem ermee had gecomplimenteerd dat hij zijn vertellers, zoals Humbert Humbert, zo pervers in hun taalgebruik had weten te maken. Enfin, lees er Eric Naiman, Nabokov, Perversely  (2010) maar eens op na.
            De lezer moet in elk geval mee willen en kunnen doen, hij of zij moet de vingerwijzingen oppikken die elke perverse verteller geeft, omdat taal onderdeel is van diens obsessie; eenmaal op het spoor loop je de symptomen meestal vanzelf tegen het lijf. Anderzijds moet de lezer er zelf ook weer niet te gefixeerd op raken, zoals ik met mijn belachelijke onderstrepingen in de vorige zin. Context. Daarvan hangt het af of een romanzinnetje als ‘Maak ’t je lekker.’ als perversiteit te beluisteren is. [Opmerking achteraf: lees dat zinnetje op pagina 170 van Steyler maar eens hardop.] Maar manchmal ist eine Zigarre eben eine Zigarre.
            Er zijn proeven gedaan waarbij hoegenaamd het geheugen, maar stiekem de emotionele reactie van personen bij het zien van beelden werd gemeten. De proefpersonen kregen daarbij telkens heel kort allerlei foto’s achter elkaar te zien, zoals van een dennenbos, een watergieter, een personenauto, een schoenlepel, met de opdracht te proberen zoveel mogelijk van die voorstellingen te onthouden. Braaf deden de proefpersonen hun best. Wat ze daarbij niet wisten was dat ze zo nu en dan tussendoor ook een sterk erotische voorstelling voor ogen kregen, maar in zo’n korte flits dat ze zich daar niet bewust van waren en die ze zich dus naderhand ook niet konden herinneren. Echter wat de apparatuur waarop ze waren aangesloten aan hersenactiviteit bleek te hebben gemeten was des te frappanter… Zouden ze de op zich saai ogende proef daardoor ook als nogal opwindend hebben ervaren, vraag ik me af, en wat droomden ze de erop volgende nacht?
            En ik vraag me ook af of je als romancier niet moet proberen van zoiets gebruik te maken. Daarbij denk ik niet alleen, heus niet, aan erotiek en seks. Stel dat je je verteller de fraaiheid van een mooi heuvellandschap – nee, schop die Freud nu buiten – wilt laten beschrijven. Moet je hem of haar dat dan niet ook laten doen middels ritmische patronen, klanken, geur- en kleursuggesties in de woordkeuze of -combinatie, is het dan niet zaak een eraan voorafgaand staccato van korte zinnen te gebruiken om er een volgende glooiende en deinende zin van een halve pagina of meer tegen af te zetten, enzovoort? Of is dit niet meer dan een persoonlijke voorkeur? Ik hou zelf in elk geval niet van romans die als het ware met één soort zin hun honderden pagina’s blijken te hebben gevuld – tegenwoordig is dat vaak, meen ik, de hapklare brokjeszin.
            Afgezien daarvan lijkt Don’t tell, show me een goed devies, maar dat show zou ik dan wel graag in de beste betekenis van ‘barok’ willen zien: suggest. En dat suggereren kan onder meer gebeuren middels woordkeuze, klankkleur, ritmiek et cetera.
            Ik probeer daar ook weer bij het schrijven van mijn roman Steyler oor, oog en hartslag voor te hebben. Daarbij kan het ook om kleine betekenisambivalenties gaan die het verhaal een knik geven of een volgende, andere weg voor de vooruit willende tekst openen. Een simpel voorbeeld: hoofdstuk 4 van Steyler zal ermee eindigen dat een dichte mist langzaam maar zeker optrekt – Van het dorp waren al van meerdere daken de rode pannen te tellen […], aldus het eerste part van de slotzin. –, en dan opent hoofdstuk 5 met: Het was nu volkomen helder […].  Maar terwijl dat ‘volkomen helder’ zijn voortkomt uit het optrekken van de concrete mist, verschuift het nu naar zijn overdrachtelijke betekenis, want de eerste zin van dat nieuwe hoofdstuk luidt verder: Het was nu volkomen helder dat ik er goed aan deed[…].
            Maar waar, want hoe gedijen nog lezers die romans eveneens op hun taligheid willen lezen? Nabokovs Lolita wordt alleen al om ‘inhoudelijke’ redenen niet meer gelezen, wie ermee wordt betrapt lijkt immers zelf een pervert: #He Too.
            Ach, had ik Steyler maar in 1956 geschreven. Afgezien van Vlaanderen: circa 6,5 miljoen Nederlandstaligen minder, maar – mag ik dit voorzichtig vermoeden? –wel 6,5 honderd lezers meer…

*

Reactie van C, die ik bovenstaande tekst liet lezen alvorens hem te publiceren:
‘Wat een onzin, dat laatste, Hubert! Weliswaar noemt in Steyler een Franstalige jongeman het mobiele telefoontje van verteller Mathieu een ‘outil en silex’, maar het is toch maar mooi een technisch vernuftig dingetje dat in 1956 nog nooit iemand had gezien! Conservatif, peut-être, ce monsieur Mathieu, mais pas un nonconnaisseur de son temps… En doe niet zo zelfbeklagerig, man; recht je rug s.v.p..  Maar vooral: ben ik als lezeres soms niet meer genoeg…?’