maandag 19 maart 2018

FLAPTEKSTONTWERP & AFDWALING

Voorbereidend werk voor Steyler, op de tombe van Dubois, 1978

Wanneer voormalig antiquaar en galeriehouder Mathieu op bezoek gaat bij de schilder Luc, die teruggetrokken in de Dordogne woont en werkt, raakt hij verstrikt in een web van machinaties. De vleugels van een huisvlieg zijn verminkt. Brieven van Lucs zoon, die in China onderzoek doet naar een vroegmenselijke soort, moeten in veiligheid worden gebracht. Parende zweefvliegen slaan te pletter tegen een autoruit. Een hoogbejaarde vrouw ligt met haar gezicht naar beneden op de bodem van een leeg zwembad. Wat is de rol van de Amerikaanse Lily Lee? Er wordt Mathieu een foto van een hoofd met gesloten ogen getoond en onder doodsbedreiging moet hij Frankrijk achter zich laten als was hij er niet geweest. Daarbij besluit hij eindelijk dat te gaan bekijken waarover Luc hem zo veel had verteld: de vitrine met de kledingstukken van de in China vermoorde missionarissen Nies en Henle in het kloosterdorp Steyl aan de Maas. Daar komt hij tot het inzicht dat hij zijn spreekverbod moet doorbreken.
Lezer, hopelijk neem je niet álles van me even serieus. Wat er van een schrijver wordt die serieus alleen maar serieus wil schrijven zie je in The Shining (1980) van Stanley Kubrick (een film die vele malen beter is dan het boek van Stephen King waarop hij is gebaseerd en minstens net zoveel beter dan de verfilming die, mede uit onvrede van King over Kubrick, in 1997 door Mick Garris werd gemaakt).


All work and no play makes Jack a dull boy.

Ik moet denken aan 1997, toen een uitgave van het literaire tijdschrift Bzzlletin aan mijn persoon en schrijverschap was gewijd, terwijl ik zo mijn bedenkingen had (en heb) ten aanzien van het verwaten (auto)biografische. Een bespreker voor een Nederlands weekblad ergerde zich nogal aan die uitgave, vooral vanwege enkele erin opgenomen privéfoto’s met pretentieuze onderschriften, zoals 'Tussen fysio- en ideoplastiek (1954)'. Ik heb de man nooit meer serieus kunnen nemen.

Uit Bzzlletin, 249, oktober 1997
(Het bijschrift van de bovenste foto werd helaas of juist grappig genoeg door een dyslecticus verminkt:  'Sola, pre-afabetisme' i.p.v. 'Sola, pre-alfabetisme'.)

                C: ‘Maar is het niet juist verwaten wat je hier nu aan het doen bent, dit proberen uit te venten van een roman die nog moet verschijnen?’
                De auteur: ‘Wie zou dat anders moeten doen, beste C., en waar? Heb je weleens gezien waar en hoe de ware uitventers hun kraam uitventen in deze doordraaiende wereld? Daar zou ik me pas voor generen. Bovendien probeer ik hier vooral Steyler, momenteel nog steeds een roman in wording, voor mezelf een plaats (of meerdere plaatsen) te geven en te testen. Wellicht dat lezers van Steyler straks ook profijt van zo'n inbedding of juist uitbreiding zullen hebben. Een roman als een Maas, die nu eens laag onder de warme zon staat en dan weer links en rechts de weilanden en akkers overstroomt? Zuivere kunst, een zuiver kunstwerk bestaat sowieso niet.
                Wat is er trouwens te verliezen?’
                C: ‘Wat mogen we dan verder zoal hier verwachten?’
                De auteur: ‘Ik denk aan een bestiarium van dieren die in Steyler voorkomen, aan kaarten met locaties, historische achtergronden, maar ook aan de vraag wat het literaire postmodernisme nog voorstelt, of dat nog wel ‘mag’. Och, we zullen zien wat zich aandient en waar Steyler misschien zelf om vraagt.’